Column

Lentekriebels

‘Ik vind die hele lente een obsceen jaargetijde. Met die bloemen die maar schaamteloos opengaan, zodat je in die kelken kunt kijken. Dan zie je die vieze meeldraden en die stampers open en bloot hangen. Ik heb daar niet om gevraagd, laten ze die viezigheid voor zich houden! Waarom kan het niet gewoon winter blijven? Lekker koud, lekker kaal. De lente maakt te veel emoties los, die de mensen niet kunnen hanteren, dat is het.’

Fanatieke fans zullen in deze tekst een van de parels in het typetjes­ repertoire van Kees van Kooten en Wim de Bie herkennen. De ex­leraar Duits Otto den Beste, een prachtrol
van De Bie, gaat helemaal los over de lente en vooral ons enthousiasme over voorjaarsbloemen. Precies 35 jaar geleden op televisie uit­ gezonden, maar nog altijd tijdloze humor (‘Het narcisme is een sterke tot ziekelijke zelfingenomenheid en dat karakteriseert die bloemen uitstekend. Narcissen zijn ziekelijke, zelfingenomen bloemen op die lange dunne stelen. Bah.’). Voor Otto den Beste dus geen lente­kriebels. Maar hij heeft wel gelijk. Het voorjaar maakt emoties los bij mensen. Zij het vooral positieve. Dat blijkt ook uit de afgeleide woorden waarmee onze Nederlandse taal in de loop der tijd is verrijkt: lentebode, lentefeest, lentegroen, lentelucht, lentezon, lentebier, enzovoorts. We hebben zelfs een lente­ui, die zijn naam dankt aan... Afijn, punt gemaakt lijkt me.

Maar wat zijn lentekriebels nou eigenlijk? Wie te rade gaat bij professor Google wordt meteen doodgegooid met artikelen over seksuele voorlichting op scholen en heisa over die seksuele voorlichting op scholen. Het is even doorscrollen, maar tenslotte kom je toch uit bij lente­onderwerpen met een ander soort diepgang.

De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, die op zijn 97e kromliep onder het gewicht van onderscheidingen voor de Nederlandse taal­ en letterkunde en dertien keer is genomineerd
voor een Nobelprijs, omschreef het in 1941 bloemrijk: ‘Vlug geworden boerenmeisjes ondergaan nog meest van al de lentekriebeling: ze zijn wakker aan ‘t snateren, plaagziek en op leute gesteld, verlangen heel de week naar den Zondag, gelukkig om opgetooid, met hun nieuwe kleeren uit te komen, en op dril te gaan (...)’

De conclusie: na de winterblues is iedereen weer goedgeluimd. Er is schoonmaakdrang, nesteldrang, wandeldrang, zonnebadendrang, terrassendrang en zo nog wat ­drangen. Laten we dat goed­ geluimde er zeker in houden. En ons realiseren dat we, als de zon schijnt, hier alles om ons heen hebben die de lentekriebels zo genoeglijk maken: strand,
terrassen, water, bossen, bloem­bollenvelden en ijsjes. Veel ijsjes.

Lentekriebels. Voor sommigen
een ongelooflijk jeukwoord. Maar ik zeg: laat die lente­kriebels maar komen


RONALD DEN BOER