Van een tuin kunnen we nog niet spreken. Een zandbak met een schutting en een flinke hoeveelheid onkruid. Maar toch, de klaprozen en raapzaad brachten kleur, de zon scheen en als ik met mijn ogen kneep kon ik me best voorstellen dat er mensen aan een tafel zouden zitten om te eten, te praten, te drinken en te lachen.
Voor haar
Van een tuin kunnen we nog niet spreken. Een zandbak met een schutting en een flinke hoeveelheid onkruid. Maar toch, de klaprozen en raapzaad brachten kleur, de zon scheen en als ik met mijn ogen kneep kon ik me best voorstellen dat er mensen aan een tafel zouden zitten om te eten, te praten, te drinken en te lachen.
Onze nieuwe, nog aan te leggen, tuin grenst aan de openslaande deuren van de woonkeuken. Eén van de belangrijke redenen dat we dit type woning kozen in het Molenpleinproject. De volledige begane grond is bedoeld om te koken en te eten. Twee dingen die we het liefste doen, waarbij ik eerlijk moet zeggen dat mijn man degene is die het liefste kookt en ik degene die vooral graag eet. Iedere dag weer zet hij ons gezin een goede maaltijd voor en als het even kan, kookt hij voor vrienden, familie én een combinatie van die twee: zijn kookclub.
We zagen het voor ons: zodra de dozen zijn uitgepakt, doen we paella-avond in de tuin. Een traditie. Iedere zomer, aan het begin van de vakantie, haalt mijn half-Spaanse wederhelft zijn gigantische paella-pan tevoorschijn om een groep vrienden al het goede van zijn afkomst te serveren. Smaak, geur, wijn, liefde. De naam ‘paella’, vertelde zijn vader me ooit, komt van ‘para ella’. Voor haar. Van oudsher zou paella een gerecht zijn dat mannen voor hun vrouw maken. Stiekem ben ik blij dat het bij ons geen uitzondering, maar de regel is.
Elf man zou er die avond zijn. De pan ging schoon leeg. Maar de realiteit was dat ik eerder die middag niet lekker was geworden en ’s avonds in mijn mooie zomerjurk op bed belandde. Geen paella voor mij. Ik lag in mijn nieuwe slaapkamer naar het plafond te kijken en toen het langzaam donker werd naar de lange Jaap, die me in de verte toescheen. Een bijkomend voordeel van een nieuw huis dat nog geen gordijnen heeft. Ik telde de stralen, vier keer kort en één keer lang, terwijl ik buiten het geluid hoorde van eten, praten, drinken en lachen. In mijn halfslaap zag ik onze gasten proosten, twee mensen kropen dichter bij elkaar, onze kinderen zaten er gezellig bij en genoten als echte Spanjaarden van de soccarat, het krokante korstje onderuit de pan. Een goddelijke traktatie, die alleen tevoorschijn komt als er genoeg gegeten wordt.
Natuurlijk, ik had er bij willen zijn. Het was een housewarming zonder gastvrouw. Maar áls je dan ziek moet worden, wat is het dan fijn om je af te kunnen zonderen in een fijne nieuwe slaapkamer, terwijl je meekrijgt dat alles wat je voor je zag gelukt is. We hebben een huis in een fijne stad aan zee, waar we vrienden kunnen ontvangen en een keuken om voor ze te koken en te schenken. De keuken was getest, net als de bar en de klimaatkast, de tuin en de paella-pan. Oh, en de keukenmachine. Onze jongste maakte samen met zijn vader een Brooklyn Blackout Cake als dessert. Drie lagen chocoladehemel, waar ik niets van mee kreeg. Dacht ik.
Anderhalve dag na het feestje zat ik aan de keukentafel. Voorzichtig at ik mijn eerste trek weg met een cracker. Van het feestje was niets meer te zien, behalve de opnieuw ingevette, glimmend schone paella-pan. Mijn zoon stond naast me te popelen. ‘We hebben wat voor je, mam.’ Uit de koelkast kwam een plastic bakje met het allerlaatste stukje chocoladecake. Speciaal voor mama. Para ella. Nu was het huis officieel ingewijd.
YANAIKA ZOMER