Er is een fascinerend verschijnsel dat zich in vrijwel elke Nederlandse gemeente afspeelt. Het is de cyclus van de onderbuik: een instinctieve, bijna rituele reflex op elke nieuwe ontwikkeling in de stad of wijk.
Zodra een plan wordt gepresenteerd - een appartementencomplex, een coffeeshop, een stadhuis, een hippe bakfietsenbrug - begint het. De onderbuiken grommen. “Het past niet in het straatbeeld!”, roept iemand die dat straatbeeld sinds 1955 onveranderd wil houden. “Waar moeten we parkeren?” vraagt een ander. “Kan ik er mijn hond nog wel uitlaten?’’ En dan de klassieker: “Het wordt vast niks.”
Men verzamelt zich in zaaltjes met koffie in kartonnen bekers en een PowerPoint die nooit werkt. De sfeer is betrokken, maar ook licht dreigend. Er worden petities gestart, boze brieven gestuurd, buurtapps ontploffen van verontwaardiging. De onderbuik regeert, rationele argumenten worden overstemd door gevoelens van verlies, nostalgie en angst voor verandering.
En dan... Ineens is het er, dat parkje, het wijkje, die brug. De zon schijnt erop, kinderen spelen er, de buurtkat heeft een nieuwe favoriete plek. De wereld is niet vergaan. Sterker nog, de wijk lijkt er zelfs een beetje van op te knappen. En opvallend genoeg - het wordt stil. Niemand die nog roept dat het uitzicht verpest is. De petitiepagina is allang vergeten.
Markant voorbeeld is de komst van de hospice in Nieuw Den Helder. Toen het plan bekend werd was de wijk in rep en roer. Een hospice? Dat betekende af en aan rijdende lijkwagens, getraumatiseerde kinderen, waardevermindering van woningen en, daar was -ie weer, parkeeroverlast. De hospice kwam er toch. Nu hoor je niemand meer en vanuit de buurt meldden zich zelfs vrijwilligers. Het stadhuis? Dertig jaar discussie, miljoenen euro’s verspild aan plannenmakerij en meepraatprocedures. Hij staat nu op Willemsoord. Behalve een paar eenzame toetsenbordridders op Facebook hoor je niemand meer.
Toch is het te gemakkelijk om daar lacherig over te doen. Want bezwaren zijn óók waardevol. Ze laten zien dat mensen zich verbonden voelen met hun omgeving. Dat ze niet onverschillig zijn. Een stad zonder onderbuik is een dode stad - een plek waar alles zonder debat of gevoel wordt neergezet, keurig volgens plan, maar zonder ziel.
Misschien is dat dus de kunst: luisteren naar de onderbuik, maar niet door hem laten beslissen. Geef hem een kop thee, laat hem even uitrazen, en kijk dan met het hoofd wat er echt nodig is. Want als de stenen eenmaal liggen en de bloemen bloeien, blijkt diezelfde onderbuik verrassend vergevingsgezind.
Tot het volgende plan. Dan begint het hele prachtige, menselijke ritueel gewoon weer van voren af aan.
RONALD DEN BOER