Column – Yanaika

Een panterprint in Helder roze

Het was mijn droombaan. Tien jaar geleden solliciteerde ik bij een organisatie in Amsterdam en kwam tot de laatste ronde. Hoe ik dat ging doen, vroeg de vrouw tegenover me. ‘Met je reistijd en de kinderen.’ Een impertinente vraag voor een sollicitatiegesprek, maar toch. Ik stelde voor al in de trein te beginnen. Ik stelde voor soms thuis te werken. Maar het was overduidelijk vóór coronatijd: iedereen werd op kantoor verwacht.

Een panterprint in Helder roze

De afwijzing was mijn laatste zetje in de richting van het ondernemerschap. Als zelfstandig schrijver, dichter en journalist werk ik elke dag vanuit mijn eigen huis. Heerlijk. Vóór schooltijd ben ik er voor mijn kinderen. Zodra ze de deur uit zijn stap ik onder de douche. Of niet. Want als ik geen afspraken heb vind ik het ook wel lekker om meteen aan de slag te gaan. Ga er maar vanuit dat de meeste dingen die u van me leest in mijn ochtendjas geschreven zijn. Ik ben Zelfstandige Zonder Pantalon. (Geen zorgen, om een uur of 11 stap ik alsnog onder de douche. Ik ben schoon en fris. Helaas komt mijn pakketbezorger altijd vroeg. Die man moet haast wel denken dat ik de hele dag in mijn panterbadjas sherry zit te drinken.)

Wat ik in vredesnaam in Den Helder moest, vroeg een journalist van de Telegraaf me ooit. Hij maakte een item over hogeropgeleiden die in Den Helder wonen. Blijkbaar moest dat in de krant. ‘Leven in een heerlijke stad, dichtbij zee, waar mijn kinderen buiten kunnen spelen’, zei ik. ‘En je werk dan?’ Alsof er meer nodig was dan een internetverbinding en een OV-kortingskaart. Alsof alles buiten de Randstad een dystopische woestenij was. ‘Ik werk aan de keukentafel’ zei ik. 

Heel eerlijk, die keukentafel was een enorm fijne werkplek, maar ook gewoon… nou ja, de keukentafel. Als mijn hele gezin de deur uit was, was het heerlijk rustig en veel gezelliger dan een kantooromgeving. Snacks onder handbereik, de waterkoker mijn beste vriend en ook een toilet voor mij alleen. Maar zodra er één, daarna twee en dan drie mensen thuis waren, voelde het alsof mijn privékantoor werd overgenomen door de plaatselijke fanfare. Bovendien waren alle muzikanten hun voetbalschoenen kwijt, dorstig, aan het bakkeleien of anderszins behoevend.

Nu we gaan verhuizen naar de Weststraat, kijk ik uit naar alles, maar toch zeker ook naar mijn eigen werkkamer. Een eigen plek met een grote boekenkast en mijn oma’s oude stoeltje achter een bureau met uitzicht op Willemsoord. ‘A room of one’s own’, zei Virginia Woolf. Dat heb je nodig om te kunnen schrijven. ‘No need to hurry, no need to sparkle, no need to be anyone but oneself.’ 

De schilder is net klaar. Het is knalroze geworden, iets rozer dan ik had verwacht, maar ik zie nu al voor me hoe het straks met planten en kunst aan de muur mijn plek wordt. ‘Een soort baarmoeder’, zei een vriend, vanwege de felle roze kleur. ‘A whomb of one’s own’, antwoordde ik en ik zag me er al helemaal zitten in mijn ochtendjas met panterprint. ‘No need to be anyone but oneself.’

Soms denk ik nog wel eens aan die sollicitatie. Elke dag naar Amsterdam, gehaast in de ochtend (het schijnt dat badjassen in de meeste organisaties niet worden gewaardeerd) en eerder de deur uit dan de kinderen. Ik denk ook nog wel eens aan dat interview met Telegraaf. ‘Wat doe je in vredesnaam in Den Helder?’ Nou, wonen en werken dus, mijn kinderen zien en straks zelfs de zee als ik uit het raam van mijn baarmoederkamer naar links kijk. Ik ben elke dag blij dat ik ooit mijn droombaan misliep. Ik had nog geen idee dat mijn toekomst mij al Helder roze tegemoet scheen.

YANAIKA ZOMER