Riet de Haan

"We stonden meteen in de actiestand"

Riet de Haan woont al decennia in de Oostslootbuurt in het centrum. Een buurt waar ze voor gestreden heeft en zich als lid van werk- en klankbordgroepen nog altijd voor inzet. “In de jaren ’70 hadden burgers geen enkele inspraak. Nu wordt er geluisterd. Het is een verademing niet meer te hoeven vechten.”

Het huis in de Hoogstraat is vol leven. Achter het glas-in-lood wacht een plek met kunst, kleur, planten, kindertekeningen en een kop thee aan de keukentafel. “Het huis is van 1904”, vertelt Riet, terwijl ze het water kookt. Maar het had weinig gescheeld of het was jaren geleden al tegen de vlakte gegaan. “Mijn man en ik komen oorspronkelijk uit Amsterdam. Daar was ik actief lid van de vrouwenbeweging en stemde op de protestpartij van de Kabouterbeweging. Eind jaren `70 woonden we in een kraakpand, maar daar werden we uitgegooid. Nou was er in die tijd overal woningnood. In Amsterdam waren veel woningen verpauperd. PvdA-politicus Jan Schaefer had zijn beroemde uitspraak ‘in geouwehoer kun je niet wonen!’ nog niet gedaan. Het was de tijd dat de politiek totaal niet in gesprek ging met de burgers.”

Omdat de echtgenoot van Riet bij de marine werkte, besloten ze Amsterdam te verlaten – “met pijn in het hart” – en in Den Helder een huis te kopen. Maar ook daar waren er plannen voor sloop. “De Visbuurt zou tegen de vlakte”, vertelt Riet. “Net als de Sluisdijkbuurt en woningen in het Centrum. Het moest allemaal weg. Oude rotzooi, vonden ze toen.” Toen Riet en haar man in hun eerste koopwoning trokken, werd hen door de makelaar verzekerd dat het niet gesloopt zou worden. “Mijn man was het nog gaan vragen, maar we hoefden ons geen zorgen te maken. Een maand na onze verhuizing, kwam de brief dat er gesloopt zou worden. We stonden meteen in de actiestand.”

Gelijk

Honderden buurtbewoners kwamen bij elkaar in een buurtvergadering met de gemeente. “De wethouders kwamen bij de voordeur binnen, maar vertrokken na de bijeenkomst razendsnel weer via de achterdeur. Iedereen was zó boos. Het waren allemaal mensen met een eigen woning. Er zaten hier veel Wervianen. Die hadden hard gewerkt om een woning voor zichzelf te kunnen kopen. De gemeente had ze echt op hun ziel getrapt.” Aanvankelijk werd een deel van de sloopplannen teruggedraaid door de gemeente. Wat overbleef was de aanleg van de Noordelijke Randweg. “Ook daar gingen we als bewoners niet mee akkoord.” Een aantal van hen, waaronder Riet ging aan de slag om bezwaar aan te tekenen. “Bij de gemeenteraad hebben we het niet gered, bij Provinciale Staten ook niet en toen zijn we doorgegaan naar de Raad van State. Alles bij elkaar heeft het zeker acht jaar geduurd, maar de Raad van State stelde ons in het gelijk."

Ondertussen hadden die jaren de buurt geen goed gedaan. Riet: “Mensen kiezen natuurlijk voor zekerheid, dus er waren er best veel die toch hun huis aan de gemeente verkochten. Al die panden werden gesloopt. Het was een heel lege toestand. Anderen durfden niet te veel aan hun huis te doen, uit angst dat het voor niks zou zijn. Maar in afwachting van de uitspraak van de Raad van State waren wij al om tafel gegaan met studenten van de Academie voor Bouwkunsten in Rotterdam. Onze buurt werd een examenopdracht en zo kregen we een compleet stedenbouwkundig plan cadeau. De poortjes vanaf de Vroonstraat bijvoorbeeld, zijn een idee geweest van de bewoners, net als de ontwerpen van een aantal huizen in de buurt. Zo hebben we het samen helemaal uitgedacht.” Dat klinkt alsof ze veel vertrouwen hadden in een goede afloop. “Dat is ook wel zo. En het feit dat we echt goede plannen hadden, heeft misschien ook wel meegespeeld in de beslissing van de Raad van State. Maar we wisten natuurlijk ook dat het allemaal nog veel langer zou duren als we pas na de uitspraak met een invulplan zouden gaan beginnen.”

Een buurt voor iedereen

De gemeente kon de plannen alleen maar omarmen. Er kwam geld uit Den Haag voor bewoners die hun woning wilden opknappen en de buurt kreeg een nieuw buurthuis. “De gemeente is daarin heel sportief gebleken. En Woningstichting heeft toen al die nieuwe woningen gerealiseerd.” Voor haar ligt de Helderse Courant. Op de voorpagina prijkt een bericht over de beslissing om de directie van Woningstichting te vervangen. “Ik vind het echt dramatisch”, zegt ze. “Middenin dat hele proces van stadsvernieuwing. Als je ziet wat er nog allemaal gebeuren moet... ik begrijp er niks van.” Ze is daar niet de enige in. Den Helder toont zich opnieuw strijdvaardig. Riet: “Je ziet meteen weer allerlei initiatieven ontstaan van mensen die tegengas willen geven.”

Terwijl de buurt werd opgeknapt, besloten Riet en haar echtgenoot de volgende stap te maken. Ze verkochten hun huis en kochten een grotere woning in dezelfde buurt. “We wilden hier graag blijven. Het is een buurt waar ‘iedereen’ woont. Van werkeloos en ongeschoold tot universitair opgeleid. Daar houden we van. Ik zou niet kunnen wennen in een chique buurt.” Toen het vaarwater wat rustiger werd, konden Riet en haar echtgenoot zich iets meer op het ‘gewone’ leven richten. Dat betekende voor Riet dat ze van haar ‘hobby’ haar beroep maakte. Ze ging naar de sociale academie om als opbouwwerkster te gaan werken. Ook nam ze in de loop der jaren zitting in de gemeenteraad voor de PvdA, het bestuur en de Raad van Toezicht van wat nu Scholen aan Zee heet en was ze voorzitter van Stichting Kinderdagverblijven. “Daardoor leerde ik de stad nog veel beter kennen en waarderen. En door mijn hobby fotografie. Ik heb fotoseries gemaakt van onder meer de Visbuurt, Helderse ouderen, Willemsoord en natuurlijk de bollenvelden.”

Inmiddels is ze alweer tien jaar met pensioen, maar haar hoofd en hart liggen nog altijd in de stad. “Ik zit in de werkgroep belangenbehartiging van de Stichting Werkgroep Centrum. Dat is dezelfde groep waarmee we toentertijd bezwaar aantekenden. Samen met hen zit ik in de klankbordgroep Oostsloot/Centrum, verder nog in de klankbordgroep voor het Dijkkwartier en ook weer met Werkgroep Centrum in een overleggroep met de gemeente, Zeestad en Woningstichting. Hierin bespreken we alle nieuwbouwplannen in het Centrum.” Als het gaat om inspraak van burgers is er dus nogal wat veranderd. “Jazeker, we hebben constructief overleg en er wordt nu wél naar ons geluisterd. Dat is heel fijn. Het is een verademing dat je niet meer hoeft te vechten om gehoord te worden.”

Stadsleven en rust

Riet en haar echtgenoot wilden zoveel jaren geleden eigenlijk niet weg uit Amsterdam. “Ik zat te huilen in de verhuiswagen”, vertelt ze. Maar toen ze hier eenmaal zaten hebben ze werkelijk alles gedaan om hun plek veilig te stellen. Waarom was deze buurt het zo waard? “Moet je kijken wat we hebben!” zegt Riet. Ze wijst op haar groene achtertuin. “Al die mooie stadstuintjes. Ik heb mijn eigen bos midden in de stad. Verder hebben we een heel fijn huis, dicht bij de winkels en dicht bij de dijk. Op een mooie dag loop ik met een stoeltje en een boek die kant op en ga lekker aan de voet van de dijk zitten lezen. De kinderen en de kleinkinderen wonen ook in Den Helder en we zitten dicht bij het station. Het is de combinatie van het stadsleven en de rust. We zitten dicht bij de reuring, maar in de straat is het doodstil.” Ze hebben geen enkele spijt dus. “Van een nieuwe stad moet je leren houden. Door me in te zetten voor de buurt en de samenleving, ben ik hier ingeburgerd. Toen we weg moesten uit het Amsterdamse kraakpand, hebben we nog geprobeerd een woonboot in de Amstel te kopen. Daar kregen we geen lening voor. Soms vraag ik me af hoe mijn leven was gelopen als dat wel was gelukt. Maar weet je, de chauffeur van de verhuiswagen zei toentertijd: ‘Nu huilt u om Amsterdam, mevrouw. Maar als u op een dag weg zou gaan uit Den Helder, bent u net zo verdrietig.’ En zo is het. Ik hoef hier nooit meer weg.”